Hét onderscheidingscriterium tussen beide vormen van repressieve rechtsbescherming, is de aard van de beroepsinstantie. Bestuurlijke of administratieve beroepen worden ingesteld bij een orgaan van actief bestuur.
Jurisdictionele beroepen worden ingesteld bij een rechterlijke instantie, zijnde een bestuursrechter (de Raad van State of een ander administratief rechtscollege) of een justitiële rechter (gewone hoven en rechtbanken van de rechterlijke macht).
Dit onderscheid heeft belangrijke gevolgen:
- Toetsingscriteria: de rechter oefent enkel een wettigheidstoezicht uit, terwijl het bestuur ook de opportuniteit van de bestreden beslissing toetst;
- Bevoegdheid van het beroepsorgaan: de bestuurlijke beroepsinstantie kan zich over de volledige zaak uitspreken en kan – afhankelijk van het soort bestuurlijk beroep – een volledig nieuwe beslissing nemen na een volledig nieuw onderzoek, zonder daarbij beperkt te zijn door de aangevoerde argumenten; de rechter is daarentegen gebonden door de grenzen van het geschil, aangegeven door de partijen, en kan in principe geen inhoudelijk nieuwe beslissing nemen;
- Procedurele waarborgen: de rechter is gebonden door regels en beginselen eigen aan de rechtsprekende functie; de regels en beginselen waar het bestuur zich aan moet houden, zijn minder vergaand;
- Toepasselijke regelgeving: een rechter past bij zijn beoordeling van de legaliteit van de bestreden beslissing in beginsel die regels toe die van kracht waren op het ogenblik dat de bestreden beslissing werd genomen; een bestuurlijk beroepsorgaan past de regels toe zoals deze gelden op het ogenblik dat het beroepsorgaan zijn beslissing neemt;
- Kostprijs, vormen en termijnen: op deze punten biedt het bestuurlijk beroep duidelijke voordelen. In principe is het goedkoper, minder formalistisch en minder tijdrovend dan een jurisdictioneel beroep;
- Verplichting om uitspraak te doen: de rechter moet een uitspraak doen op straffe van rechtsweigering;een bestuurlijk beroepsorgaan is enkel bij een georganiseerd bestuurlijk beroep verplicht om een uitspraak te doen;
- Aard van de beslissing van de beroepsinstantie: een jurisdictioneel beroep leidt tot een rechterlijke uitspraak met gezag en, uiteindelijk, kracht van gewijsde; de beslissing over een bestuurlijk beroep daarentegen is een eenzijdige bestuurlijke rechtshandeling;
- Mogelijkheid om terug te komen op de beslissing genomen over het beroep: de rechter kan niet op eigen initiatief terugkomen op zijn beslissing, terwijl het bestuurlijk beroepsorgaan zijn beslissing kan intrekken of opheffen, rekening houdend met de geldende beginselen ter zake (intrekkingsleer).