Welke plaats bekleedt sociale huisvesting in het zorglandschap van vandaag?
Koen Hermans: “Historisch gezien bouwde Vlaanderen een mooi aanbod uit aan residentiële zorg. In de jaren negentig werd dat uitgebreid met een ambulant aanbod. De laatste tien jaar zitten we op een kantelpunt: zo willen we meer zorg in de samenleving laten plaatsvinden. De vraag, of zeg maar eis, van mensen met een beperking om inclusief te kunnen wonen, is terecht. Inclusie gaat over het gevoel om erbij te horen, om te kunnen en mogen deelnemen. In de straat, in de buurt, kortom in de samenleving. Daarvoor hebben ze natuurlijk ondersteuning nodig en die specifieke ambulante zorg rondom hen organiseren is een knelpunt. Nieuwe oplossingen zoals mobiele teams, aanklampende zorg en outreachende zorg zullen nodig zijn.”
Houdt de vermaatschappelijking van de zorg ook risico’s in voor de sociaal wonen?
Koen: “De nood aan sociaal wonen nam de laatste tien, twintig jaar sterk toe. De groeiende wachtlijsten zijn het bewijs. De sector speelt dus in op een belangrijke nood. Dat blijkt ook uit armoedeonderzoek van de laatste vijftien jaar, waarin we zien dat mensen dankzij sociaal wonen makkelijker rondkomen dan wanneer ze verplicht de privémarkt op moeten. De druk op het systeem wordt groter, onder meer door een verschuiving in het profiel van de bewoners. Sociaal wonen zet zich niet langer alleen in voor mensen met een lager inkomen, maar ook voor mensen met bepaalde zorgnoden. Een belangrijke evolutie, want door de schaarste ontstaat een immense competitie tussen wie er nu toegang heeft en wie voorrang krijgt. Ruimte maken voor mensen met een ondersteuningsnood mag zeker niet ten koste gaan van mensen waarvoor sociaal wonen initieel bedoeld is.”
Wat is er nodig om van inclusief wonen in de sociale huisvesting een succes te maken?
Koen: “De uitdaging wordt de versterking van de sociale cohesie. In de sociale woonwijken wonen mensen met een lager inkomen. Die brengen we dan samen met kwetsbare burgers. Niet makkelijk. Ik ben zelf betrokken bij onderzoek in een aantal sociale woonwijken en ik merk hoeveel druk de toenemende diversiteit op het systeem legt. Nog meer dan vroeger is er nood aan buurtopbouwwerk. Op dat vlak zie ik grote verschillen in de aanpak van sociale huisvestingsmaatschappijen. Sommigen besteden daar historisch gezien veel aandacht voor in hun werking, anderen minder.”
Tijdens het maken van dit boek viel ons op hoe trots de sociale huisvestingsmaatschappijen zijn op hun inclusieve projecten.
Koen: “En terecht, want dat past ook helemaal bij hun sociale opdracht. Maar… Aan het einde van de dag moet natuurlijk de rekening kloppen. Sociale huisvestingsmaatschappijen zullen binnen hun economische mogelijkheden zowel het sociale aspect als de zorg moeten combineren. Inclusie is geen makkelijke opdracht, maar we mogen die doelstelling ook niet lossen. Anders hollen we de maatschappelijke opdracht van sociaal wonen uit. Het VN-verdrag dat de Rechten van Personen met een handicap definieert, bekrachtigt die wens: laat hen zo normaal mogelijk leven. Dus moeten we daar 100% voor gaan. Allemaal samen. Het welslagen van die opdracht is namelijk niet alleen de verantwoordelijkheid van de sociale woonactoren, maar evenzeer van de lokale besturen en het Vlaamse beleid.”
Hoe kan de relatie tussen sociaal wonen en welzijn versterkt worden?
Koen: “Projecten waar wonen en welzijn samengaan, zoals in dit boek, zijn mooi. Maar het mag niet blijven hangen bij projecten. Laat ons nog een stap vooruit zetten met een meer verregaande samenwerking tussen de woon- en welzijnssector. Niet alleen door de actoren op het terrein, ook op het beleidsniveau. Tussen de domeinen Wonen en Welzijn zit nu nog frictie. Neem nu het woonbeleid en de voorwaarde om minstens vijf jaar in de gemeente wonen. Voor kwetsbare groepen heeft dat veel gevolgen, want we weten uit onderzoek dat mensen met een laag inkomen om allerlei redenen vaker verhuizen. Die woonmarkt wordt dus voor hen opnieuw minder toegankelijk. Op de afstemming van die twee beleidsdomeinen valt nog veel winst te boeken."
"Globaal zie ik de toekomst op het vlak van wonen voor zowel mensen met lage inkomens als mensen met een zorgnood niet zo rooskleurig in. Toch wijzen de projecten die jullie in de kijker zetten in de goede richting. In ons land moeten we niet hopen op een plotse paradigmashift. Kleine stappen zijn nodig om aan te tonen dat iets op een andere manier kan. Voor mij is het vertrekpunt: belonging. Een mooi Engels woord dat staat voor ‘het gevoel erbij te horen’. In de verhalen die ik las in het boek, voel je die wens. Die ervaringen moeten we uitzoomen en naar de sector uitdragen.”
Inclusie breekt op dit moment door. Welke evoluties ziet u op de lange termijn?
Koen: “Terwijl we op dit moment sociaal wonen openbreken voor zorg, kan het ook omgekeerd: de zorg openbreken voor sociaal wonen. Heel wat klassieke zorgvoorzieningen bevinden zich in de nabijheid van sociale woonwijken en willen ook inzetten op buurtgericht werken. Laat ons zoeken naar manieren om die beschikbare ruimte anders te benutten. Door bijvoorbeeld een simpele publieke weg te trekken doorheen een zorggebied. Of door sociale huisvestingsmaatschappijen bij een zorgproject aan boord te halen en hen op het terrein nieuwe woonvormen te laten bouwen. Het resultaat? Een mooie interactie tussen buurt, voorziening en woonmaatschappij. Daar moeten we naartoe!”