Improviseren stimuleert andere vaardigheden dan het beoefenen van techniek en staat zelfs beschreven in de meeste leerplannen voor dans als leerplandoelstelling met als kerndoel het ‘durven’ improviseren. Maar je kan via improvisatie nog verder gaan en een hele resem aan andere doelstellingen aanpakken. Zo kan je bijvoorbeeld:
1. Technische aspecten uitdiepen (tijd, ruimte, kracht, lichaam). Een aantal voorbeelden hiervan zijn: werken aan isolatie, initiatie en bewegingspad, bewegingskwaliteiten, leren afduwen met alle lichaamsdelen, het integreren van ademhalingsondersteuning op de grond, coördinatie bevorderen, enzovoort.
2. De kunstzinnige kant van dans aankaarten, analyseren en reflectie over de zin van onze kunstvorm stimuleren.
3. Lichaamsbewustzijn en ruimtelijk bewustzijn verdiepen: werken rond bewegen en voelen, ademen, proprioceptie.
4. Meditatief werken door lichamelijke en ruimtelijke ervaringen te begeleiden, zoals bijvoorbeeld het ervaren van de hartslag, bewustwording van de zintuigen, ervaren van het gedachtenproces tijdens het dansen.
5. Een onderzoek starten als onderdeel van het creatieve proces of de research.
6. Contactimprovisatie beoefenen, wat een heel universum aan geweldige samenwerkingsdoelstellingen, benaderingen en tradities met zich meedraagt.
7. Expressie bevorderen en werken rond inleving.
8. Improvisatie als techniek benaderen.
9. Improvisatie als hulpmiddel gebruiken voor persoonlijke ontwikkeling of ontdekking van je eigen persoonlijkheid.
10. Improvisatie als voorstellingsvorm gebruiken.
11. Therapeutisch werken of werken met emoties, hoewel dit op diepgaander vlak af te raden is zonder een achtergrond in danstherapie of psychologie.
Je kan je improvisatiepraktijk opdelen in twee grote categorieën: individueel werk en groepswerk. Die twee categorieën lenen zich tot verschillende doelstellingen, maar het is belangrijk dat de performers steeds weten of ze individueel of in groep werken. Dat is ook deel van de duidelijkheid in de regels van een opdracht.