1 Mediawijsheid, what’s in a name?
Mediawijsheid is een relatief recent begrip. In Vlaanderen komt het voor het eerst uitgebreid aan bod in de beleidsnota 2009-2014 van minister van Media Ingrid Lieten. Ze verwijst daarbij naar de definitie van de Nederlandse Raad van Cultuur uit 2005: “Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemediatiseerde wereld.” Voor de Raad van Cultuur valt dat begrip niet samen met media educatie, want dat is volgens hen het aanbod aan mediawijsheidstraining. Het doel van mediawijsheid ligt echter “niet in de omgang met de media zelf, maar in het kunnen participeren in het maatschappelijk proces”.
Het begrip ‘mediageletterdheid’ werd eveneens niet verkozen door de Raad wegens zijn “talige associaties”. Professor Katia Segers (VUB) is daarentegen net een pleitbezorger voor het begrip ‘mediageletterdheid’ door het feit dat dat begrip zich inschrijft in een breder discours van ‘geletterdheid’. Hoe het ook wordt benoemd, in se vallen mediawijsheid en mediageletterdheid in de praktijk samen. Internationaal wordt mediawijsheid dan ook geduid als ‘media literacy’. Ministers Lieten en Smet leggen in hun conceptnota Mediawijsheid in 2012 ook enkele andere accenten in vergelijking met de definitie van de Raad van Cultuur in 2005. Zo schuiven ze het vermogen tot actief en creatief mediagebruik nog meer naar voren. Ze benadrukken ook dat mediawijsheid niet enkel over praktische vaardigheden gaat, maar ook over kritische informatie- en strategische vaardigheden. Ten slotte moet er ook aandacht worden besteed aan veilig en verantwoord mediagebruik.
Belangrijk daarbij is eveneens de relatie van mediawijsheid met andere begrippen, zoals de term ‘e-inclusie’. Op zich zijn de dimensies van het begrip e-inclusie niet zo verschillend van die van mediawijsheid. Ook daar gaat het zowel om praktische en instrumentele als om kritische en strategische vaardigheden. In de conceptnota Mediawijsheid van Lieten en Smet is “een e-inclusieve samenleving” dan ook een van hun grote strategische doelstellingen. In vergelijking met het brede ‘mediawijsheid’ gaat het bij e-inclusie enkel om digitale media én wordt er gefocust op het bereiken en insluiten van kwetsbare doelgroepen, zoals personen uit de laagste inkomensklasse, laagopgeleiden, eenoudergezinnen en senioren.
Uit het recentere federale beleidsdocument ‘Voorstellen voor een nationaal actieplan voor e-inclusie tegen 2020’ blijkt dat de ‘digitale kloof’ tussen mannen en vrouwen nog steeds aanwezig is bij lageropgeleiden en 55-plussers. Voor toegang tot het internet blijkt dat inkomen nog steeds een zeer grote discriminerende factor is voor de laagste inkomensklasse. De aanwezigheid van kinderen is dan weer een gunstige factor voor toegang tot het internet. Maar de kwetsbare groep daarbinnen zijn de eenoudergezinnen (een alleenstaande volwassene met een of meer kinderen). Daarnaast zien we dat bij de groep ‘trouwe gebruikers’ – personen die het internet dagelijks of bijna dagelijks gebruiken – de 65-plussers, laaggeschoolde vrouwen en gezinnen met een laag inkomen duidelijk minder vertegenwoordigd zijn.
Naast het Vlaams en federaal niveau zet men ook op lokaal niveau duidelijk in op mediawijsheid en e-inclusie. De gemeentebesturen zijn sinds 2016 zelf volledig verantwoordelijk voor het voeren van een lokaal cultuurbeleid. De Vlaamse overheid had tot dan een aansturende en controlerende rol, maar treedt nu meer ondersteunend en stimulerend op. Het gelijkekansenbeleid in Vlaanderen zet daarom in op e-inclusie op lokaal niveau via het actieplan ‘Iedereen digitaal’. Het doel is dat elk lokaal bestuur tegen 2024 een lokale digitale inclusiewerking heeft waarbij men inzet op de drie aspecten van digitale inclusie: toegang, vaardigheden en ondersteuning op maat.
Op Vlaams niveau werd ook het Kenniscentrum Digitale en Mediawijsheid opgericht, onder de noemer ‘Mediawijs’. Het doel is om burgers bewuster met digitale technologie te laten omgaan en om experten samen te brengen. Dat doet Mediawijs niet enkel via de informatie op hun projectwebsite, maar tevens via opleidingen. Het traject ‘Mediacoach’ wil dan ook mensen uit scholen, bibliotheken en jeugdzorg samenbrengen en hun de nodige theorie, inspirerende voorbeelden en het nodige enthousiasme meegeven om binnen de eigen organisatie een coach, aanspreekpunt en inspirator te zijn voor collega’s en publiek m.b.t. digitale geletterdheid.
Ondanks al die inspanningen zijn we er nog niet. Een studie uit 2021 onderstreept dat de coronacrisis duidelijk heeft gemaakt dat de digitale kloof in Vlaanderen helaas nog steeds aanwezig is. Die kloof uit zich zowel op het vlak van een ongelijke toegang tot ICT (digitale kloof van de eerste graad), als op het vlak van ongelijke digitale competenties (digitale kloof van de tweede graad) en ongelijk gebruik van essentiële diensten (digitale kloof van de derde graad).
2 De bibliotheek als poort naar de digitale wereld
Een van de basisrollen die de bibliotheek opneemt, is het verlenen van toegang tot media. Zoals blijkt uit de resultaten van de veldtekening beschouwen bibliotheken dat ook als een belangrijk aspect van hun mediawijs aanbod. Ze leggen daarbij niet enkel meer de focus op toegang tot print, maar ook tot digitale media.
Heel wat kwetsbare doelgroepen zijn namelijk gebaat bij die toegang tot digitale diensten. In elke Belgische bibliotheek zijn er dan ook publiekscomputers en internet aanwezig. 96 % van de gebruikers van openbare computers in België geeft ook aan dat ze die dienst van de bibliotheek waardevol vinden.
Het aanbod van de bibliotheek is de laatste jaren dus sterk aangevuld met digitale componenten. Naast boeken, cd’s, dvd’s en co, is het digitale informatieaanbod niet meer weg te denken uit ons leven, en krijgt het dus ook een verdiende plaats in de bibliotheek. Bibliotheken besteden steeds vaker een deel van hun aankoopbudget aan licenties op digitale diensten, zoals Gopress (online kranten en tijdschriften), Fundels (interactieve meertalige prentenboekjes) en cloud (e-books). Voor die diensten kunnen ze gebruik maken van een voordelige prijs via een samenaankoopmodel door Cultuurconnect.
Daarnaast gaan bibliotheken ook zelf op zoek naar extra digitale diensten, zoals internationale digitale kranten en tijdschriften (bv. via PressReader), online hoorcolleges (bv. via Home Academy) en online cursussen/webinars (bv. via Academieportal). Enkele bibliotheken nemen ook een curerende rol op en verwijzen hun publiek naar interessante digitale diensten, zoals interessante podcasts, nuttige apps, indiegames en andere online tools.
Via hun lokale bibliotheek krijgen burgers dus toegang tot een digitaal lees- en informatieaanbod. Maar vaak zijn de klanten daar nauwelijks van op de hoogte. Bibliotheken spenderen steeds vaker een flink stuk van hun budget aan digitale licenties, maar vergeten wel eens om die diensten ook onder de aandacht te brengen van het publiek. Via affiches, infosessies en gerichte communicatie naar specifieke doelgroepen kan het digitale bibliotheekaanbod nog meer renderen. Het is ook vaak interessant om samen te werken met andere organisaties, die korter bij een specifieke doelgroep staan, zoals lokale dienstencentra, welzijnsschakels enz.
De digitale media kunnen zo een trigger zijn om nieuwe doelgroepen naar de bibliotheek toe te leiden. De laatste jaren moeten de pc en laptop inboeten voor mobiele toestellen zoals smartphones en tablets. Heel wat bibliotheken zetten dan ook tablets in bij hun publiekswerking en/of informatiebemiddeling, bv. om de catalogus te raadplegen, de digitale krant te lezen, e-books uit te proberen, om informatie op te zoeken, als testtoestel tijdens opleidingen of om gewoon eens te proeven van het digitale appaanbod. Ook daar kunnen we een brug slaan naar de digitale licenties van de bibliotheek: een bibliotheek met een Fundelsaanbod kan bv. tijdens een voorleesuurtje aan de slag gaan met een digitaal prentenboek, en achteraf de ouders informatie meegeven over hoe ze zelf thuis aan de slag kunnen gaan met de Fundelsapp. Wie e-books aanbiedt, doet er goed aan een workshop te organiseren waarin de app of het werken met e-readers uitgebreid aan bod komt.
3 De bibliotheek als wegwijzer in de digitale wereld
Klassieke bibliotheekmedia zoals boeken – en bij uitbreiding muziek en film op fysieke dragers zoals cd en dvd – krijgen de laatste jaren steeds meer concurrentie van online varianten: e-books, online tijdschriften, video-on-demand en digitale muziekdiensten zoals Stievie en Spotify. De bibliotheek is, zeker op digitaal vlak, lang niet meer de enige plek waar je gratis of goedkoop aan informatie en cultuurproducten kan komen. Jong maar ook oud zoekt informatie op internet, downloadt (legaal of illegaal) e-books, muziek en films, en heeft online van thuis uit toegang tot veel meer informatiebronnen dan een bibliotheek via klassieke dragers ooit kan aanbieden.
Toch heeft de bibliotheek naast haar aanbod nog een belangrijke rol te spelen, met name als gids doorheen het oneindig grote online informatiebos, als begeleider op de informatiesnelweg. De digitale ‘information overload’ zorgt voor een nieuwe rol voor bibliotheekmedewerkers: die van gids en curator doorheen de veelheid aan (digitale) bronnen. De bibliotheek kan op die manier ook een tegengewicht bieden tegen fenomenen zoals fake news of de filterbubbel van populaire diensten zoals Facebook. Het is belangrijk om blijvend in te zetten op het verhogen van de (digitale) informatievaardigheden van de bezoekers. Bibliotheken nemen die rol op door de ondersteuning van nieuwe tools, zoals ereaders en tablets. Ze organiseren workshops en infosessies rond digitale media: e-books, Facebook, Tax-on-web, fake news ... Ze brengen mensen samen in tabletcafés, waar men terecht kan met vragen over mobiele media, apps, e-reading en nog veel meer. Ze laten de bibliotheekbezoeker proeven van de nieuwste tools en trends. Ze begeleiden hen op de digitale informatiesnelweg en leren hen kritisch omgaan met de gevonden informatie.
De bibliotheek is daarbij ook een ideale partner voor het onderwijs, waar eindtermen als mediawijsheid steeds meer aandacht krijgen. Via de opleiding tot mediacoach ontwikkelen bibliotheekmedewerkers de juiste competenties om mediawijsheidsprojecten op te zetten en te begeleiden. Voor kleinere bibliotheken met een gebrek aan mankracht en gespecialiseerde profielen, maar ook voor omvangrijke projecten in grotere bibliotheken, is het handig om samenwerkingen op te zetten met (boven)lokale organisaties. Bibliotheken kunnen een faciliterende rol spelen, bv. door een locatie ter beschikking te stellen en partners met elkaar in contact te brengen, of een actievere, coachende inbreng hebben bv. door zelf workshops te organiseren en leerlingen te begeleiden.
Vaak wordt er ingezet op de kinderen zelf, maar worden de ouders en leerkrachten vergeten. Vaak hebben zij door de kinderen ook vragen over het gebruik van (digitale) media en zijn ze op zoek naar info en tips. Niet enkel ‘klassieke’ lezingen kunnen daarbij helpen: in Nederland heeft men analoog aan tabletcafés ook ‘mamacafés’, waar (toekomstige) ouders en grootouders elkaar kunnen ontmoeten en ervaringen uitwisselen over allerlei thema’s, waaronder mediaopvoeding.