De Vlor heeft de decretale opdracht om over deze maatregelen advies uit te brengen en op die manier bij te dragen aan doordacht onderwijsbeleid met een breed draagvlak. Daarbij komen ook vragen naar boven over de eigenheid van onderwijs aan het jonge kind en strategische opties voor de toekomst waarover de onderwijspartners grondig willen nadenken, zoals: hoe verhoudt de (verdere) leerplichtverlaging zich tot de eigenheid van het kleuteronderwijs? Hoe zien we de verhouding tussen leren en de zorgende dimensie van het kleuteronderwijs? Wat is het verschil in aanpak tussen voorschoolse opvang kleuteronderwijs en lager onderwijs en hoe is er meer afstemming mogelijk?
Bovenstaande vragen worden versterkt door het maatschappelijk belangrijke debat over de dalende leerresultaten in het lager en secundair onderwijs. Dat heeft een indirecte invloed op de discussie over de kwaliteit van het kleuteronderwijs en de onderliggende visie daarop. Moet er meer nadruk komen op instructie in basisvaardigheden en is dit wenselijk?
Hoe gaat het onderwijs aan het jonge kind het best om met de toenemende vraag naar kwantificeren en meetbaarheid? Ook wordt de Vlor uitgedaagd door de vaststelling uit (internationale) onderzoeken dat het Vlaamse onderwijs ondermaats blijft presteren op vlak van kansengelijkheid. Nochtans is emancipatie een belangrijke opdracht van het onderwijs en is de kleuterparticipatie nergens zo hoog als in Vlaanderen. Wat moet en kan er anders in het onderwijs aan jonge kinderen om meer werk te maken van gelijke kansen? Waar zitten de hefbomen? In 2014-2015 verkende de Vlor de missie en de troeven van het basisonderwijs in Vlaanderen en formuleerde de raad de ‘krachtlijnen voor een sterk basisonderwijs’.