De geheugenstoornissen staan op de voorgrond, maar gaan vrijwel altijd samen met andere symptomen zoals motorische coördinatiestoornissen, planningsproblemen en initiatiefverlies.
In de literatuur wordt vaak verwezen naar het syndroom van Wernicke- Korsakov. Worden dus twee namen gebruikt voor één ziektebeeld? Het antwoord is tegelijk ja en nee. Het syndroom van Wernicke kan beschouwd worden als de acute beginfase. Dit is het moment waarop uitgebreide hersenbeschadiging optreedt. Dat vertaalt zich meestal maar niet altijd in een vrij spectaculair ziektebeeld. De meeste patiënten zijn erg verward en moeilijk aanspreekbaar. Zij kunnen bijvoorbeeld plots niet meer stappen, hebben vreemde oogbewegingen en hallucinaties, of de persoon lijkt in het verleden te leven. Met de juiste behandeling kan deze wernickeencefalopathie wel verbeteren. Maar in ongeveer acht op tien gevallen zijn er overblijvende symptomen, waaronder ernstige geheugenstoornissen. Deze chronische fase noemen we ‘het syndroom van Korsakov’.
Je zou dus inderdaad kunnen stellen dat er twee namen voor één aandoening bestaan. Dat is deels gebaseerd op historische gronden. Beide syndromen zijn genoemd naar hun ‘ontdekker’. Maar het is ook een realiteit dat beide syndromen zich anders presenteren en los van elkaar kunnen voorkomen. De meeste, maar niet alle patiënten met het syndroom van Wernicke zullen het syndroom van Korsakov ontwikkelen. Omgekeerd maken niet alle korsakovpatiënten een acute wernickefase door. Ongeveer de helft van de korsakovpatiënten krijgt géén diagnose van het syndroom van Wernicke.
Waarin ligt dan het verschil tussen het syndroom van Wernicke en het syndroom van Korsakov? Een belangrijk verschil is dat wernicke een acuut toestandsbeeld is: de symptomen ontstaan vrij snel en zijn ernstig. Dit gaat vaak gepaard met verwardheid (‘delirium’): het mentale functioneren is ontregeld. De patiënt is niet meer goed in staat om te begrijpen wat er rondom hem gebeurt en een normaal samenhangend gesprek is moeilijk. De aandachtsfunctie is aangetast: het bewustzijn is verminderd en de patiënt kan zich moeilijk focussen op de omgeving. Waanideeën, hallucinaties en valse herkenningen zijn mogelijk. De korsakovpatiënt daarentegen is (meestal) niet (meer) verward. Hoewel zijn geheugen niet goed functioneert en hij aan desoriëntatie lijdt, kan hij bijvoorbeeld in een gesprek zijn aandacht goed focussen. Het is zelfs mogelijk dat je in eerste instantie weinig of niets merkt van de aandoening.