Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 16 [3]
[3]
3. B.S. 17 januari 1992.
Art. 16 –
1. Geen enkel kind mag worden onderworpen aan willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privéleven, in zijn of haar gezinsleven, zijn of haar woning of zijn of haar correspondentie, noch aan enige onrechtmatige aantasting van zijn of haar eer en goede naam.
2. Het kind heeft het recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting.