Einde van het bestuurlijk toezicht
De ontdekking van normschendingen heeft geen gevolgen voor het bestuurlijk toezicht, dat onverminderd kan worden voortgezet. Het ontstaan van een redelijk vermoeden dat een misdrijf of inbreuk werd gepleegd, luidt daarentegen noodzakelijk het einde in van het bestuurlijk toezicht.[373]
373. Artikel 20, § 1, eerste lid van het kaderdecreet.
Wanneer de toezichthouder daartoe bevoegd is, vat hij onmiddellijk het strafrechtelijke opsporingsonderzoek (bij misdrijven) of het bestuurlijke opsporingsonderzoek (bij inbreuken) aan, nadat hij de persoon die het voorwerp uitmaakte van het toezicht hiervan heeft verwittigd.[374]